Het Nederlandse politieke stelsel is een draaimolen die steeds harder draait. Politieke partijen stappen er op en vliegen er in hoog tempo weer af. De ‘darling’ van vandaag is de ‘loser’ van morgen. De kiezer heeft het voor het uitkiezen, maar is tegelijk niet standvastig tevreden. Telkens is ’ie weer op zoek naar de hoopvolle belofte voor het volgend jaar.
Deze versplintering van het politieke landschap is al lang aan de gang, al meer dan dertig jaar. Grote volkspartijen bestaan niet meer, ook díe bereiken nu de ondergrens van een handvol zetels. Gevolg is een generatie politici die op voorhand zijn politieke leven niet zeker is. Zó heb je een mooie plek op het pluche en zó sta je buiten met je briefje aan het UWV-loket.
Tijd om te groeien en te rijpen is er niet meer, je moet je per direct bewijzen aan je kiezer. En dat ‘bewijzen’ is steeds vaker vooral optisch, via (social) media. Tegelijk is de drempel om in de politiek te stappen steeds lager. Ervaring en expertise zijn lang niet altijd meer gevraagd. Symbolisch voor het huidige systeem is een minister-president zonder enige politieke achtergrond of ervaring. En dat terwijl goede, ervaren krachten het politieke avontuur liever niet meer aan willen gaan; de kans op reputatieschade is voor hen te groot.
Tijd om opnieuw te erkennen dat politiek een vak is, een ambacht waar je in moet kunnen groeien zonder direct op het hoogste podium aan de schandpaal genageld te worden. Dat begint bij aanstaande politici zelf en bij gedegen democratische politieke partijen die hen sturen. Zorgvuldige afweging en keuze vooraf en goede begeleiding zijn noodzakelijk. Daarmee bewijzen ze ons als kiezers uiteindelijk de grootste dienst.
Door: Pieter Idenburg